English version
* Draagvlak voor uw plannen en ideeën?
* Een nieuw plan of een andere campagne?
* Een tekst die effect sorteert?
* Een product of bedrijf?
* Internationale relaties?
* Een evaluatie van uw organisatie en
concurrenten?
* Project- of tijdelijk management?
Draagvlak
Zeestraat 133
2518 DH Den Haag

*tel: 070 - 323 78 22
*e-mail: draagvlak@ziggo.nl

 

Recent en eerder gepubliceerd - Klik hier voor een overzicht -
Directie: drs. Aad van der Werf

* ruime internationale marketingervaring
* achtergrond in fysische chemie en filosofie
* tweevoudige Effie bekroning voor effectieve reclame
* vinoloog van het jaar 1999


(*) verplicht

Naam:

E-mailadres:

Uw vraag:

Tijd en ethiek
Fons Elders, Filosofie als sciencefiction, 1968, Interviews en een enquete, Prof. Dr. J.B. Ubbink, p. 403:
El: U wilt dus de filosofie enten op twee polen, namelijk het grondslagenonderzoek, en in nauwe relatie daarmee de ethische bezinning op wat er gebeurt binnen de vakwetenschappen en de toepassing ervan in de samenleving?
Ub: Ja. Maar het is een ethiek in een zeer ongebruikelijke zin. De ethiek van een wetenschapsgebied bijvoorbeeld zou kunnen inhaken op het principium tertii non exclusi (het beginsel van niet-uitgesloten derde) van Brouwer, die zal zeggen: dit is ontoelaatbaar, dit mag je niet doen, terwijl een ander kan zeggen: het is toelaatbaar, want enz. Beiden moeten dit natuurlijk verantwoorden. Ethisch is dit belangrijk, omdat we op grond van onze kennis kunnen handelen en handelen impliceert macht.

L.E.J. Brouwer, F. van Eeden, S.J. van Ginneken, G. Mannoury (1937, 1938) Signifische Dialogen in Dirk van Dalen: L.E.J. Brouwer, van Mystiek tot Wiskunde, p. 123:
Van Eeden: Spelen met klanken, met woorden, met stemmingen, is niet iets minderwaardigs en ook niet iets bij uitstek nuttigs, maar het is juist een zich geleidelijk en spelenderwijs losmaken van de dagelijkse beslommeringen en bezorgdheden, en hierdoor een voorbereiding tot ethische verdieping of religieuze verheffing. En zo is het ook heel goed denkbaar, dat een wiskundige, die, zoals Mannoury zegt, l art pour l art beoefent, door zijn berekeningen en fijne ontledingen tot een verdieping van geestesleven kan geraken, die anders aangelegde naturen door kunst of contemplatie nastreven.
Brouwer: Dat kan ik meevoelen, maar dan geldt het alleen voor de intuitieve, d.i. voor de levende wiskunde, niet voor de formuletaal, die de wiskunde begeleidt als het weerkaartje het atmosferisch gebeuren.

p.126, Brouwer:
Een van retorische, subjectieve, demagogische, en in het algemeen bedrieglijk-emotionele bijmengselen gezuiverd taalsysteem zou vooral hierom van algemeen-menselijk belang zijn, omdat het een zuiverder formulering van maatschappelijke doelstellingen zou mogelijk maken, en daardoor de noodlottige invloed, die de persoonlijke drijfveren en bedoelingen van welbespraakte politici op het lot van volken en van individuen hebben, zou beperken.
L.E.J. Brouwer, Over de grondslagen der wiskunde, Academisch proefschrift, 1907, p.8:
In de volgende hoofdstukken zullen we nader ingaan op de oer-intuitie der wiskunde (en van alle werking van het intellect) als het van kwaliteit ontdane substraat van alle waarneming van verandering, een eenheid van continu en discreet, een mogelijkheid van samendenken van meerdere eenheden, verbonden door een tussen, dat door inschakeling van nieuwe eenheden, zich nooit uitput.

L.E.J. Brouwer, Intuitionisme en Formalisme, Inaugurale rede, 1912, p.12:
Dit neo-intuitionisme ziet het uiteenvallen van levensmomenten in kwalitatief verschillende delen, die alleen gescheiden door de tijd zich weer kunnen verenigen, als oergebeuren in het menselijk intellect, en het abstraheren van dit uiteenvallen van elke gevoelsinhoud tot de intuitie van twee-enigheid zonder meer, als oergebeuren van het wiskundig denken.

In memoriam L.E.J. Brouwer, A. Heyting, A.N.T.W.P., april 1967, p.4:
Ongetwijfeld zal de reactie van menige lezer zijn, dat hij hier de welbekende geluiden van het solipsisme heeft gehoord. Ongetwijfeld kan Brouwers opvatting door deze term worden gekarakteriseerd, maar ik geloof niet dat het juist zou zijn ze daarmee als afgedaan te beschouwen. De opzet van Brouwer onderscheidt zich door de volkomen consequente toepassing zowel van de positivistische methode als van het solipsistische beginsel, er naar strevende, de vooronderstellingen zo gering mogelijk te houden...

p.5:
Ik wil niet te diep ingaan op de kiemen van een waardenleer en een ethica, die Brouwer in aansluiting van zijn wetenschapstheorie schetst. Zij berusten op de positieve waardering van het hypothetische deepest home of consciousness, dat de rol van een begerenswaardig Nirwana gaat spelen.
Een afzonderlijke bespreking verdient Brouwers opvatting over de mogelijkheid van verstandhouding tussen mensen. Een medemens is een ding, dus een sensatiecomplex evenals andere dingen. De aanname, dat ook die medemens een verstand heeft, voert tot onaanvaardbare consequenties. Om het verstand van een ander te kennen, zou het subject over een verstand van hogere orde moeten beschikken. Maar dan zouden ook andere mensen over een verstand van hogere orde moeten beschikken, en om dit van elkander te kennen, moeten zij een verstand van de derde orde hebben. Zo kan men doorredeneren tot een verstand van willekeurig hoge orde, dat in ieder mens aanwezig zou moeten zijn. Dit nu wordt bij introspectie geenszins bevestigd.
De ethiek komt neer op een streven naar het, in principe onbereikbare, Nirwana. De middelen daartoe zijn: Vrijmaking van alle verplichtingen en bindingen met andere individuen; weigering van verantwoordelijkheid en van macht. Of Brouwer in zijn persoonlijke leven naar deze regels geleefd heeft, laat ik aan zijn biografen ter beoordeling over.

Ludwig Wittgenstein, Tractatus logico-philosophicus, 1969, 1959, 1922, 5.62:
Diese Bemerkung gibt den Schlussel zur Entscheidung der Frage, inwieweit der Solipsismus eine Wahrheit ist. Was der Solipsismus namlich meint, ist ganz richtig, nur lasst es sich nicht sagen, sondern es zeigt sich. Da die Welt meine Welt ist, das zeigt sich darin, dass die Grenzen der Sprache (der Sprache, die allein ich verstehe) die Grenzen meiner Welt bedeuten.

4.1212:
Was gezeigt werden kann, kann nicht gesagt werden.

Susanne K. Langer, Filosofische vernieuwing, een studie over de symboliek, 1965 (Philosophy in a New Key, 1960), p.93:
Zoals het echter nu is, heeft elke taal een vorm die eist dat we onze denkbeelden achter elkaar laten komen, zelfs al zijn de objecten daarvan geheel met elkaar verweven; zoals kledingstukken die feitelijk over elkaar heen worden gedragen, op de drooglijn naast elkaar moeten worden opgehangen. Deze eigenschap van de woordsymboliek is bekend als discursieve vorm; daarom kunnen alleen gedachten die in deze bijzondere orde kunnen worden gerangschikt, in taal worden uitgedrukt; een idee dat zich niet leent tot deze projectie, is onuitspreekbaar, niet-mededeelbaar door middel van woorden.

p.110:
En is het niet mogelijk dat die intuitieve kennis die Bergson boven alle rationele kennis verheven acht omdat ze vermoedelijk niet door middel van een vormgevend (en daardoor misvormend) symbool wordt uitgedrukt, ook volmaakt rationeel is, maar niet kan worden uitgedrukt door de taal, een product van die intuitieve symboliek die de geest in een oogopslag doorziet en die in een bepaalde aard en zienswijze blijvend wordt vastgehouden.

p.227:
Muziek is niet de oorzaak van, of het geneesmiddel voor gevoelens, maar hun logische uitdrukking; ofschoon ze zelfs in deze hoedanigheid een bijzondere wijze van functioneren heeft, wat ze onvergelijkbaar maakt met de taal en zelfs met intuitieve symbolen als beelden, gebaren en riten.

Henri Bergson, Tijd en vrije wil, Essay over de onmiddellijke gegevenheden van het bewustzijn, vertaling Jeanne Holierhoek 2014 (Essay sur les donnees
immediates de la conscience 1888) p.7:
Onszelf uitdrukken doen we noodgedwongen in woorden, denken doen we meestal ruimtelijk. Anders gezegd: het middel van de taal vergt dat we, tussen onze ideeen hetzelfde duidelijke en precieze onderscheid maken, er dezelfde discontinuiteit tussen aanbrengen als tussen materiele objecten.
Wanneer door een ongeoorloofde vertaling van het niet-uitgebreide in het uitgebreide, en van de kwaliteit in de kwantiteit, de contradictie zich in het hart van sommige vraagstukken nestelt, is het dan verbazingwekkend dat de contradictie ook opduikt in de oplossingen die ervoor worden aangedragen?


Spinoza, Ethica, 1677, Vertaald en ingeleid door Henri Krop, 2002/2004:
Eeuwigheid I. Definities 8 Onder eeuwigheid versta ik het bestaan wanneer men zich dit denkt als iets wat noodzakelijk volgt uit de definitie van een eeuwige zaak.
Uitleg: Een dergelijk bestaan denkt men zich, net als het wezen van een ding, als een eeuwige waarheid. Het kan daarom niet, door duur of tijd uitgedrukt worden, ook al denkt men zich die duur zonder begin of einde.

Ernst M. Conradie, An ecological Christian anthropology: At home on earth?, 2017:
Whereas time implies an always flowing now (nunc fluens), an always stable now (nunc stans) would constitute eternity.
Through remembrance (memoria), the human mind is able to make the past present, albeit that the memory selects and reconstructs as it remembers the past. Through expectation (expectatio) the human mind makes the future present. Through attention (attentio) a person can experience the present as immediate presence. This simultaneity constitutes the experience of eternity in time, but does not exist independently of human observation; it can only be grasped through the ability of the soul, made in the image of the divine logos, to stretch out (distentio) the present to include past and future. It is this eternal now (nunc aeternum) within the temporal now which stops the flux of time (Tillich). It is an attribute of eternity (Augustine), an atom of eternity (Kierkegaard).

Roger Scruton, Filosofisch denken, 2000, p.75, naar aanleiding van Ludwig Wittgenstein, Tractatus logico-philosophicus 6.4311 Der Tod ist kein Ereignis des Lebens. Den Tod erlebt man nicht. Wenn man unter Ewigkeit nicht unendliche Zeitdauer, sondern Unzeitlichkeit versteht, dann lebt der ewig, der in der Gegenwart lebt. Unser Leben ist ebenso endlos, wie unser Gesichtsfeld grenzenlos ist.
Dat getob heeft immers niet de dood tot onderwerp, maar eindigheid. Het is de gedachte aan onze uiteindelijke non-existentie die ons onrustig stemt, de gedachte dat wij slechts gedurende een eindige tijd bestaan.

p.79:
De overpeinzingen van Bergson, die Marcel Proust rechtstreeks inspireerden tot het schrijven van zijn A la recherche du temps perdu, een der grootste romans van de twintigste eeuw, zijn eigenlijk meditaties aangaande het 'nu'. Geleefde tijd is waargenomen tijd, ofwel tijd die door het hek van het 'nu' schrijdt naar het graf van het geheugen.
Hier rijst de vraag waarom we niet het 'nu' zouden verwerpen, omdat het geen deel uitmaakt van de tijd maar slechts van ons perspectief, en 'le temps', de natuurkundige tijd, de opeenvolging van ervoor en erna, de ordening in eerder en later, beschouwen als alles wat er werkelijk is? Een dergelijke oplossing is niet erg bevredigend. Het vraagstuk van tijd is uiteindelijk immers het vraagstuk van ons eigen zijn in de tijd.

p.160:
...In de beleving van muziek kunnen wij derhalve een glimp opvangen van wat het zou kunnen zijn voor 1 en hetzelfde individu om zowel in de tijd als in de eeuwigheid te bestaan. En deze ontmoeting met het 'snijpunt van het tijdloze met de tijd' is ook een ontmoeting met het zuivere subject, dat is vrijgemaakt van de wereld der objecten en zich uitsluitend in overeenstemming met de wetten van de vrijheid beweegt.
Uiteraard stelt dit ons niet in staat om ons voor te stellen hoe u of ik in de eeuwigheid zou kunnen leven. Maar is de moeilijkheid om ons dit voor te stellen een definitief bewijs van de onmogelijkheid ervan? Overweeg een ander geval: wij kunnen ons, vanwege de natuurlijke orde waarin wij leven, geen voorstelling maken van een ruimte die driedimensionaal, eindig en toch onbegrensd is. Toch kunnen wij ons het equivalent ervan 'wel' voorstellen in de tweedimensionale ruimte (zoals de oppervlakte van een bol). Aan iemand vragen om zich voor te stellen dat een concreet individu (een persoon) eeuwig bestaat, is daarmee te vergelijken. Wij zouden kunnen zeggen: je weet wat het is als een melodie, die in de ideale tijd bestaat, ook in de eeuwigheid bestaat. Veronderstel nu hetzelfde van een concreet object, in 'werkelijke', fysieke tijd. Op een vergelijkbare wijze zeggen wij: je weet hoe een tweedimensionale ruimte eindig doch onbegrensd kan zijn. Veronderstel nu hetzelfde in drie dimensies. En uiteraard kun je het je niet 'voorstellen'!...

Aad van der Werf
2017

Terug naar het overzicht