English version
* Draagvlak voor uw plannen en ideeën?
* Een nieuw plan of een andere campagne?
* Een tekst die effect sorteert?
* Een product of bedrijf?
* Internationale relaties?
* Een evaluatie van uw organisatie en
concurrenten?
* Project- of tijdelijk management?
Draagvlak
Zeestraat 133
2518 DH Den Haag

*tel: 070 - 323 78 22
*e-mail: draagvlak@ziggo.nl

 

Recent en eerder gepubliceerd - Klik hier voor een overzicht -
Directie: drs. Aad van der Werf

* ruime internationale marketingervaring
* achtergrond in fysische chemie en filosofie
* tweevoudige Effie bekroning voor effectieve reclame
* vinoloog van het jaar 1999


(*) verplicht

Naam:

E-mailadres:

Uw vraag:

Het moment tussen de tijden en de oneindigheid van het onbekende
p.1: Bij metingen is vast komen te staan dat alvorens de daad gesteld wordt er een meetbare periode aan vooraf is gegaan. De tijd geldt vanaf de handeling; al is ons bewustzijn een slag voor, het waarneembare moment van handelen geldt voor een compleet bewustzijn, het ogenblik dus.
Victor Lamme, De vrije wil bestaat niet, 2010, p.211:
Dat het brein onze acties bepaalt en onze gedachten daarachteraan hobbelen blijkt ook uit een klassiek experiment, dat vaak wordt gezien als de ultieme doodsteek voor het idee dat gedachten ons gedrag aansturen. Fysioloog Benjamin Libet uit San Francisco gaf zijn (normale) proefpersonen een simpele opdracht. Het bleek dat de neiging om te drukken telkens ongeveer 0,3 seconde kwam voordat er daadwerkelijk werd gedrukt. Van buitenaf gezien was het dus net alsof de daad de gedachte volgde: eerst uit vrije wil bedenken te gaan drukken, en dan een derde seconde later dat ook doen. Libet ontdekte dat de bereitschaftspotential al ongeveer een seconde voordat de proefpersoon gaat drukken begint op te lopen. Met andere woorden, wie de activiteit in het brein meet, weet al dat de proefpersoon gaat drukken voordat die dat zelf weet. In het brein ziet de beslissing om uit vrije wil te drukken er dus heel anders uit dan aan de buitenkant. In het brein begint eerst de activiteit in de supplementaire motor area (SMA) op te lopen, ruim een halve seconde later denkt de proefpersoon ineens: ik wil drukken, en nog wat later drukt hij dan ook.
Ernst Poppel, De continuiteit van tijd,(Wetenschappelijk onkruid, 2015 p.312): Dit theoretische idee van continuiteit van tijd in biologische en psychologische processen dat meestal opduikt in de vorm van een onuitgesproken veronderstelling of, niet gestelde vraag, klopt niet. Het antwoord ligt voor de hand als je kijkt naar de manier waarop organismen informatie verwerken om de complexiteit en de temporele onzekerheid van stimuli in de fysieke wereld te bedwingen. Een bron van complexiteit is het gevolg van stimulustransductie, die vooral verschilt in de zintuiglijke modaliteiten, zoals het gehoor en het gezichtsvermogen, waarbij minder dan 1 milliseconde nodig is voor het auditieve systeem en meer dan twintig milliseconden nodig zijn voor het visuele systeem. Auditieve en visuele signalen komen dus op verschillende tijden aan in de centrale structuren van de hersenen.
Naast deze biofysieke problemen moet er voor de interzintuiglijke integratie ook rekening worden gehouden met fysieke problemen. De afstand tot de objecten die moeten worden waargenomen, is vanzelfsprekend nooit vooraf te bepalen. De snelheid van het geluid (niet van het licht) is dus van cruciaal belang. Op een afstand van ongeveer tien tot twaalf meter correspondeert de transductietijd in het netvlies, onder optimale optische omstandigheden, met de tijd die het geluid nodig heeft om aan te komen bij de ontvanger. Tot aan deze horizon van gelijktijdigheid, is de auditieve informatie er eerder dan de visuele informatie; voorbij die horizon arriveert de visuele informatie eerder in het brein.

p.1: Aangezien de handeling in de tijd wordt gerealiseerd moet het aanvangen op een moment van de tijd. Daar echter het moment als verschijning in de tijd zelf niet in de tijd is, er is geen verleden en toekomst in het moment van nu, is er sprake van een tweesoortige opvatting van de tijd.
Craig Callender, Ralph Edney, Tijd, 2016, 2012, 2001, p.33:
Er zijn ook theorieen over tijd die corresponderen met deze twee spreekwijzen. De ene, de eternalistische theorie van tijd (ook wel statische theorie of het blokuniversum genoemd) stelt dat tijd zoiets is als ruimte. De andere, zogenaamde presentistische theorie van tijd stelt dat tijd vloeit en, anders dan ruimte, een dynamische (veranderende) eenheid is. Je vindt hier al hints van bij Aristoteles, Augustinus en anderen, maar de kwestie komt vooral naar voren in discussies tussen filosofen als John Ellis McTaggart, Bertrand Russell en C.D. Broad in het eerste kwart van de 20e eeuw.

p.2: Wij spreken soms over momenten alsof het tijd betreft: Op dit moment heb ik geen tijd, Dit is niet het moment, enz.
Henk J. Verkuyl in NRC Handelsblad van 3-4 januari 2009 naar aanleiding van zijn boek Binary Tense:
Taal laat zien hoe wij de werkelijkheid beleven en structureren. In taal is het heden geen ongrijpbaar moment. Het is net zo klein of groot als de spreker zelf wil. Het temporele systeem van het Nederlands bestaat aldus uit drie opposities: wel of geen verleden tijd (versus tegenwoordige tijd), wel of niet vooruitkijkend, wel of niet terugkijkend. Het gaat om drie binaire keuzes, die samen 2x2x2 = 8 mogelijkheden opleveren. En inderdaad heeft het Nederlands acht werkwoordstijden. Het verleden is er. De toekomst is er nog niet. Van uitspraken over het verleden kun je in principe vaststellen of ze waar zijn of onwaar. Aan uitspraken over de toekomst kun je geen waarheidsgehalte toekennen, hoe graag we dat soms ook zouden willen. Buiten Nederland is dit systeem van drie opposities vrijwel onbekend. Daar hanteert men meestal een 3x3 systeem. De eerste driedeling is dan: verleden, heden, toekomst. De tweede: terugkijkend, gelijktijdig, vooruitkijkend. Die tweede driedeling is overigens bedacht door een natuurkundige, Hans Reichenbach, halverwege de vorige eeuw. Hij nam de ontologie als uitgangspunt. Als ik zeg: Vanochtend heb ik zitten werken, blijf ik ook in het heden. Ik gebruik de voltooid tegenwoordige tijd, en wat ik daarmee doe is: de ochtend inbedden in het heden van de hele dag. In feite bepalen wij als spreker wat wij tot het heden gaan rekenen en richten daar onze grammaticale vormen op in. Daarom kunnen we ook heel gemakkelijk over de Big Bang spreken in de tegenwoordige tijd: De wereld is met de Big Bang begonnen.

p.3: Het is mogelijk dat het laatste moment buiten ons weten om cyclisch is: een moment circulerend over een cirkel, een puntcirkel, een momentcirkel welke alle momenten omvat. Oneindigheid twee richtingen uit, begin en eind in hetzelfde moment.
G.J. Whitrow, What is Time?1972, p.7:
Not only do primitive races have only extremely vague ideas about clocks and calendars but most civilizations, prior to our own of the last two or three hundred years, have tended to regard time as essentially cyclic in nature. p.14: The influence of Christianity on our modern concept of time is not restricted to calendrical details. It was far more fundamental than that. Its central doctrine of the Crucifixion was regarded as a unique event in time not subject to repetition, and so implied that time must be linear and not cyclic. p.17: But in the Christian era the AD sequence was not adopted until the year 525. As for the BC sequence, extending backwards from the birth of Christ, this was not introduced until the seventeenth century. ..p.25: The linear view of time as continual progression without cyclical repetition finally prevailed through the influence of the nineteenth-century biological evolutionists.

p.3: Als het nu in de tijd zou plaats vinden, dan is er dus een beginmoment en een eindmoment binnen het nu. Laten we dat begin t1 noemen en het eind t2, elk tijdsdeel binnen dit interval heeft weer een begin en eindpunt en dus verleden en toekomst, hoelang we ook verfijnen.
P.J. Zwart, Het mysterie tijd, 1971, p.157:
Het probleem of de tijd een continue of een discontinue structuur heeft vormt een van de oudste vraagstukken van de westerse filosofie. Het essentiele kenmerk van de continuiteit ligt in de oneindige (d.w.z. onbegrensde of onbeperkte) deelbaarheid: elk tijdvakje, hoe klein ook, kan altijd nog weer in kleinere tijdvakjes verdeeld worden. Voor wie dit een beetje moeilijk verteerbaar vindt is er het alternatief van een discontinue tijd, bestaande uit discrete tijdkwanta, die weliswaar een zekere duur hebben maar toch ondeelbaar zijn.

p.4: Het moment of het nu van het overlijden bundelt dus, zoals alle momenten, begin en eind.
Ludwig Wittgenstein, Tractatus logico-philosophicus, 1969, 1959, 1922, 6.4311: Der Tod ist kein Ereignis des Lebens. Den Tod erlebt man nicht. Wenn man unter Ewigkeit nicht unendliche Zeitdauer, sondern Unzeitlichkeit versteht, dann lebt der ewig, der in der Gegenwart lebt. Unser Leben ist ebenso endlos, wie unser Gesichtsfeld grenzenlos ist.

p.4: Echter herbergt een moment een samenvallend begin en eind hetgeen wil zeggen dat als het eind gesloten is dan geldt dit ook voor het begin en is er geen sprake van een moment en zouden we in een dergelijk geval niet overlijden.
Gary Hayden and Michael Picard, This book does not exist, 2009, p. 113: The special theory of relativity shows that time travel into the future is scientifically unproblematic; and the general theory of relativity opens up the tantalizing possibility of time travel into the past. p.114: If one twin remains stationary on earth while the other makes a round trip at a very high velocity, the second twin will age more slowly than the first. But there is no logical contradiction or scientific impossibility involved. p.116: In 1949, the Austrian logician Kurt Godel offered solutions to Einsteins field equations of gravitation that allow such journeys into the past. However, his solutions apply only to a rotating non-expanding universe. Our universe is expanding and does not appear to rotate. p.118: If backward time travel is possible then what is to stop someone from going back to a time before the birth of his father in order to kill his grandfather? On the face of it, nothing. However, if he succeeds he will prevent the birth of his father and thus guarantee his own non-existence, which is clearly absurd..

p.5 en p.6: 5. Verdere beschouwing over het begrip beleven en de verbondenheid met ethiek. 6. Het leven en de verbondenheid met ethiek. 7. Een visie op het leven en de betekenis van de samenhang met anderen.
Edward Slingerland, Wetenschappelijke ethiek, (Wetenschappelijk onkruid, 2015 p.367): Uit enthousiasme over het sterk toegenomen verklarend vermogen van de natuurwetenschappen van zijn tijd riep de filosoof David Hume zijn collegas op achter hun bureau vandaan te komen en hun aandacht te richten op empirisch onderzoek en aan geen andere argumenten gehoor te geven dan die welke hun grondslag hebben in de ervaring en elk ethisch systeem te verwerpen, hoe subtiel of religieus ook, dat niet gebaseerd is op feiten en observatie. Een van de duidelijkste en relevante conclusies aangaande de menselijke psychologie vanuit de cognitiewetenschap is dat de mens geen rationeel brein is dat gehuisvest is in een irrationeel, emotioneel lichaam. Metaforen als het beeld van Platos rationele wagenmenner die zijn best doet om zijn hartstochtelijke, irrationele paarden in toom te houden, spreken ons aan omdat ze goed aansluiten bij onze intuitieve psychologie, maar blijken uiteindelijk misleidend. Het beeld van een centaur zou empirisch accurater zijn: berijder en paard zijn 1 geheel. Ironisch genoeg heeft het innemen van een wetenschappelijke houding ten opzichte van menselijke ethiek dus tot gevolg dat hiermee de onmogelijkheid van een zuiver wetenschappelijke ethiek wordt blootgelegd.

p.6: Er zijn overeenkomsten met het moment en een geaxiomatiseerd punt in de wiskunde.
P.J. Zwart, Het mysterie tijd, 1971, p. 173: De theorie dat ruimte en tijd continu en dus oneindig deelbaar zijn kan met recht wiskundig genoemd worden, omdat hij geheel en al voorbij gaat aan de werkelijke aard van de ruimte en tijd en aan de fysische processen van het meten van extreem kleine intervallen in de ruimte of de tijd. Uit het feit dat macroscopische intervallen gemakkelijk deelbaar zijn concludeert de wiskundige zonder meer dat elk interval, hoe klein ook, deelbaar is. De resulterende begrippen dimensieloos punt en dimensieloos tijdstip zijn daarom ook echte wiskundige begrippen. Het zijn slechts abstracties, en geen realiteiten. We zouden kunnen spreken van mathematisch punt en mathematisch tijdstip, om ze op deze wijze te onderscheiden van het reele fysische punt en fysische tijdstip, die wel eindige afmetingen hebben.

p.8: Om het tijdstip van bijvoorbeeld het moment dat het zes uur is te beschrijven maken we gebruik van een limiet situatie: De limiet van 2 minus t voor t nadert naar 0. Dat wil zeggen het exacte tijdstip van twee uur 2 kunnen we niet vangen in termen van tijd maar wel benaderen met ieder gewenste nauwkeurigheid (afhankelijk van de apparatuur).
P.J. Zwart, Het mysterie tijd, 1971, p. 186: Dat Achilles de schildpad wel degelijk kan inhalen weten we al lang; daar hebben we geen wiskundig bewijs voor nodig. Wat we willen weten is: welke fout maakt Zeno in zijn redenering, en waarom is deze fout een fout? Het is zonder meer duidelijk dat op deze vragen geen wiskundig antwoord mogelijk is. p. 188: Grunbaum gaat er van uit dat het tijdstip waarop het bewegende lichaam zijn doel bereikt niet behoort tot het tijdsinterval gedurende hetwelk het in beweging was, maar dat het het eerste tijdstip na dit interval is. Vervolgens beweert hij dat Zeno ten onrechte hieruit afleidt dat het tijdsinterval in kwestie geen laatste tijdstip kan hebben waarop het lichaam zijn doel bereikt. Beide beweringen waaruit dit argument bestaat zijn echter volkomen ongefundeerd. p. 198: Zenos redenering wordt onjuist wanneer de kleinst mogelijke intervallen in de ruimte of de tijd bereikt zijn, en de reden hiervoor is dat deze intervallen niet meer deelbaar zijn. p.203: De oplossingen van de paradoxen van Zeno ontspruiten uiteindelijk dus uit de realisatie dat het fysische problemen zijn, en geen logische of mathematische. De wiskundige begrippen van een continue ruimte en een continue tijd maken alle beweging en verandering onmogelijk. Dit behoeft ons niet te verbazen, want er is niets in de wiskunde dat zegt dat er verandering en beweging moet zijn.
P.H. van Laer, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, juli 1974, in een recensie van P.J. Zwart, Het mysterie tijd: De oplossing van deze antinomieen is reeds gegeven door Aristoteles, volgens wie het continuum wel onbeperkt deelbaar is, maar niet uit een oneindige hoeveelheid delen bestaat. Dat er wellicht een fysische grens is aan de deelbaarheid, is voor de behandeling van de wijsgerige probleemstelling van geen belang.
H. Bart, Oneindig, Wiskundig In het gareel, 2002, p. 36: Volgens velen is de paradox van Zeno opgelost; anderen menen dat dit niet het geval is of blijven tenminste sceptisch. p.37: Om te onderstrepen dat er inderdaad reden is voor grote voorzichtigheid delen we een plaagstoot uit. En wel in de vorm van een modificatie van Zenos paradox. De modificatie betreft het feit dat het niet om lopen maar om hinkelen gaat: aan het eind van iedere oorspronkelijke Zeno-fase pauzeren zowel Achilles als de schildpad, en wel voor net zo lang als de betreffende fase heeft geduurd. (We zouden kunnen spreken van de kangoeroe/sprinkhaan paradox.) p.38: Toch kan Achilles de schildpad nu alleen maar inhalen nadat hij daadwerkelijk een oneindig aantal keren heeft stilgestaan en weer op gang is gekomen. Hadden we in het voorgaande steeds te maken met het potentieel oneindig, hier komen we voor de eerste maal in aanraking met het actueel oneindig. En daarmee met een oud twistpunt uit de wijsbegeerte. Heeft het actueel oneindig een reeel bestaan of is dat niet het geval? Ziet men in de theorie van de oneindige sommen, in de wiskunde spreekt men van oneindige reeksen, de oplossing van de paradox van Zeno, dan haalt men voor men het weet het actueel oneindig binnen. p.39: Heeft een en ander iets te maken met een kleinste hoeveelheid tijd die nodig is voordat een gebeurtenis (event) zich kan manifesteren (een atomaire tijdsopvatting). Maar hoe zou dat zich dan moeten verhouden tot de intuitie van een onbeperkt deelbare tijd (en ruimte)?

Aad van der Werf

Terug naar het overzicht